Uitspraak Hoge Raad 6 november 2020: partijbedoeling speelt geen rol
Bij de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst speelt geen rol of partijen al dan niet de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst te sluiten. Dat oordeelde de Hoge Raad op vrijdag 6 november 2020. Tot voor kort was dat anders. Toen waren de bedoeling van partijen en de inhoud van de overeenkomst allebei van belang voor die beoordeling. Nu heeft de Hoge Raad gezegd dat de rechter moet vaststellen welke rechten en plichten partijen hebben afgesproken, dus wat de inhoud van de overeenkomst is. Aan de hand daarvan moet de rechter beoordelen of de gemaakte afspraken voldoen aan de criteria van een arbeidsovereenkomst of niet. Met andere woorden: beoordeeld moet worden of er sprake is van de plicht om (persoonlijk) arbeid te verrichten, van een loonbetalingsplicht en van een gezagsverhouding.
Grote gevolgen als overeenkomst wordt aangemerkt als arbeidsovereenkomst
Als u in de veronderstelling bent dat u met een zzp’er van doen hebt, maar de gesloten overeenkomst op enig moment toch wordt gekwalificeerd als arbeidsovereenkomst, kan dat grote gevolgen hebben. Daarbij valt te denken aan de manier waarop de overeenkomst kan worden beëindigd en de vergoeding die bij beëindiging moet worden betaald. Verder bent u dan bijvoorbeeld een bepaald minimumloon en vakantietoeslag verschuldigd. Ook moet u loon doorbetalen bij ziekte en bij niet werken wegens een oorzaak die voor uw rekening komt en heeft de werknemer recht op betaalde vakantiedagen. Daarnaast kan het zijn dat u een cao had moeten toepassen waar allerlei verdere (financiële) verplichtingen uit voortvloeien en moet u mogelijk de werknemer een pensioenvoorziening aanbieden. Tot slot kunt u, indien u als werkgever wordt beschouwd, door de Belastingdienst worden aangesproken voor de niet afgedragen loonheffingen. Dit alles zult u dan ook over het verleden moeten corrigeren, over het algemeen tot vijf jaar terug.