Dit is van belang voor werkgevers in de volgende branches:
- horeca
- bouw
- schilders
- agrarisch
- culturele instellingen
Voor deze branches geldt immers een hoog/laag-sectorpremie. De achtergrond hiervan is dat de arbeidsomvang eenduidig moet zijn vastgesteld en dat is (naar de mening van de belastingdienst) niet het geval als sprake is van een min-max contract of een oproepcontract. Het is dus zaak om te beoordelen of het gebruikte arbeidscontract in lijn is met deze publicatie en of de arbeidsomvang voldoende eenduidig is vastgesteld.
Contracten aanpassen!
Werkgevers voldoen dus niet aan de voorwaarden bij een oproepcontract waarin het aantal uren niet eenduidig is vastgelegd, denk hierbij aan een nul-urencontract of bij een min/max-contract (een contract met een aantal vast en variabel te werken uren). Een werkgever mag dan dus niet het lage percentage toepassen. Als een werkgever in 2017 werknemers aan het werk heeft op basis van een min/max-contracten en voor hen het lage premiepercentage heeft gebruikt, dan moeten die contracten met ingang van 1 januari 2018 worden omgezet om ook in 2018 het lage percentage voor hen te mogen toepassen. Bij min/max-contracten mag de werkgever het lage premiepercentage niet langer gebruiken, omdat het aantal arbeidsuren bij deze contracten niet eenduidig is vast te stellen. De Belastingdienst ging er tot nu toe van uit dat dat wel kon.
Als een werkgever vanaf 1 januari 2018 blijft werken met min/max-contracten, dan moet hij voor die werknemers in 2018 het hoge premiepercentage hanteren. Gelet op het bovenstaande is het dus van groot belang om te beoordelen of met het gebruikte arbeidscontract de arbeidsomvang voldoende eenduidig is vastgesteld en de lage sectorpremie kan worden toegepast.